Achtervering

De constructie van de achtervering is duidelijk anders dan de voorvering. Bij de achtervering wordt de achtervork scharnierend bevestigd aan het frame en wordt tussen de achtervork en het frame een veerelement geplaatst.

Voor het veerelement worden dezelfde principes voor de vering en demping gebruikt als bij de voorvork. Het grote verschil is dat het veerelement veel kleiner is en veel stijver. Achter veerelementen hebben ook als voordeel dat ze meestal niet op buiging belast worden omdat ze scharnierend aan de achtervork en frame bevestigd zijn.

Principewerking van de achtervering.

Afbeelding 54 geeft de principewerking van de achtervering weer. Door de hefboomwerking is de veerweg van het veerelement kleiner en de stijfheid groter.
De kracht op de veer is F veer = a/b X F wegdek en de verplaatsing van de veer is V veer = b/a x V as bij een verhouding van a:b van 5:1, een maximale kracht op het wegdek van 2000 N en een maximale verplaatsing van de as van 50 mm wordt de maximale kracht op de veer 10.000 N en de maximale verplaatsing 10 mm. De veerstijfheid is dan gemiddeld 1.000 N/mm (voorvork 40 N/mm).

Een goede achtervering is veel lastiger te construeren omdat het in- en uitveren van de achtervork invloed heeft op de ketting. Zie afbeelding 55. Bij een verkeerd geplaatst draaipunt zal de ketting bij het in veren langer of korter willen worden. Het gevolg is dat de fietser even in het luchtledige trapt of plotseling een grote kracht op de pedalen voelt. Een ander nadeel van achtervering is dat de trapkrachten invloed uitoefenen op de achtervork. Bij een te hoog geplaatst draaipunt zal de vork naar beneden geduwd worden. Bij een te laag geplaatst draaipunt zal de vork naar boven getrokken worden. De vork veert in en het frame beweegt omlaag.

Draaipunt achtervork.

Door het draaipunt van de achtervork op de juiste plek aan het frame te bevestigen zijn deze twee effecten te minimaliseren. Het draaipunt van de vering moet ongeveer ter hoogte van het kleine tandwiel boven het bracket liggen.

Door verandering van de kettingkracht mag de achtervork niet draaien. Dit kan alleen als de ketting geen moment op het draaipunt uitoefent. Het draaipunt van de achtervering moet dan ook op de kettinglijn liggen. Bij een te hoog geplaatst draaipunt zal door het verhogen van de kracht een moment op het draaipunt worden uitgeoefend. De vork wil naar beneden draaien en drukt het frame omhoog. Bij een te laag geplaatst draaipunt trekt de ketting het frame naar beneden.

Voor de achtervering worden de volgende vier verschillende constructies gebruikt:

Achtervering met een draaipunt.

Een starre achtervork is scharnierend bevestigd aan het frame. Tussen de achtervork en frame is een veerelement bevestigd. Het scharnierpunt moet ongeveer ter hoogte liggen van het kleine kettingblad. Deze constructie heeft als voordeel dat die slechts een draaipunt heeft, zie afbeelding 56b. Nadeel is dat de achtervork op buiging belast wordt waardoor deze vrij zwaar moet worden uitgevoerd. Een ander nadeel is dat het veerelement ongeveer moet komen waar de zitbuis zich bevindt. De framevorm wordt dan ook vaak aangepast.

Achtervering met het veerelement in de staande vork

De liggende en staande achtervork zijn scharnierend met het frame en elkaar verbonden. In de staande achtervork is een veerelement geplaatst, zie afbeelding 56. Voordeel van deze constructie is dat het frame dezelfde vorm heeft als het klassieke frame. Nadeel is dat het veerelement op buiging belast wordt door zijdelingse krachten op het frame en de remkrachten (als de rem op de staande achtervork is gemonteerd).

Achtervering met vier-stangenmechanisme in trapeziumvorm.

De achtervork bestaat uit vier-stangenmechanisme in de vorm van een trapezium. Voordeel is dat de invloed van de trapkrachten kleiner is. Nadeel van deze constructie zijn de vele draaipunten, zie afbeelding 57.

Het probleem van de ketting en het in veren van de achtervork bij het aanzetten van de fiets kan ook worden opgelost door het bracket aan de achtervork te bevestigen. Deze constructie wordt onder andere toegepast door Trek, Batavus, Giant, enz. Nadeel van deze constructie is dat de afstand tussen zadel en pedalen varieert tijdens het fietsen en dat de pedalen niet geveerd zijn (vooral merkbaar wanneer je uit het zadel gaat).

Achtervering met een scharnierpunt en het bracket bevestigd aan de achtervork.

Het beste is om het draaipunt van de achtervork dicht bij het bracket te plaatsen voor het goed spelingsvrij draaien van de achtervork ten opzichte van het frame is het draaipunt voorzien van lagers. Dit kunnen zowel kogellagers als glijlagers zijn. Dat glijlagers meer wrijving hebben is niet zo`n probleem omdat de vering toch gedempt moet worden. De wrijving is te beschouwen als een vorm van demping.

De lagers kunnen zich zowel in het frame als in de achtervork bevinden. Over het algemeen worden vaste industrielagers gebruikt. Wanneer de draaipunten speling hebben moeten de lagers vervangen worden.

Voor een duidelijke uitleg over het afstellen van de achtervering kunt u op deze pagina terecht.

 

 

 

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *