Wieler taal.
- Manuel Gort
- [wpbread]
- jargon, taal, wieler taal, wielersport, wielrensport
Wieler taal.
Aan de boom schudden
Stevig tempo gaan rijden om veel renners kwijt te raken.
Aan het elastiek zitten
Een renner zit aan het elastiek wanneer deze het tempo van een groep renners met veel moeite kan volgen. Regelmatig moet hij lossen, maar komt elke keer toch weer terug.
Aankomst
De finish van een wielerwedstrijd.
Aanklampen
Met veel moeite een (groep) renner(s) achterhalen.
Aantrekken
De sprint voor iemand aantrekken, zodat deze de wedstrijd kan winnen.
Afgereden worden
Het tempo van een groep renners niet meer kunnen volgen.
Afloper
Een fietsband die langzaam leeg loopt.
Bandbreuk
Een lekke band.
Banddikte
Met een heel klein verschil een sprint winnen.
Berggeit
Is een wielrenner die goed is in het bergop rijden.
Bergklassement
Dit klassement wordt bij meerdaagse wedstrijden opgemaakt. De winnaar is degene die de meeste punten behaald tijdens bergetappes.
Bergkoning
De winnaar van het bergklassement.
Bergtijdrit
Tijdrit in de bergen.
Beschermd renner
Een kopman van een wielerploeg.
Bezemwagen
Is een volgwagen (vaak minibus) voor uitvallers.
Bonificatieseconden
Tijdwinst of punten gewonnen tijdens tussensprints in wielerwedstrijden.
Bolletjestrui
Trui voor de beste klimmer in de Tour de France.
Criterium
Is een wielerwedstrijd die bestaat uit enkele korte plaatselijke ronden.
Bijvoorbeeld: Acht van Chaam.
De Bus
Een groep geloste renners (tijdens een bergetappe).
De dood of de gladiolen
Zo hard mogelijk rijden: alles of niets.
De grote plaat
Het grootste voorblad.
De grote molen
Het grote verzet van een fiets.
Demarreren
Wegrijden uit een groep.
Doorkachelen
In een behoorlijk tempo fietsen.
Dwangarbeiders van de weg
Het beroep van wielrennen kan zwaar en uitputtend zijn.
Erop en erover gaan
Tijdens het achterhalen van renners niet wachten maar gelijk voorbijgaan en voorsprong opbouwen.
Eindschot
Tijdens een massasprint nog kunnen versnellen. “Deze renner heeft een goed eindschot”.
Epiloog
De laatste etappe van meerdaagse wedstrijd.
Gat
Niet al te grote afstand tussen verschillende groepen renners.
Harken
Slecht benen hebben.
Het grote mes
De grootste versnelling.
Het snot voor de ogen rijden
Zeer diep gaan.
Jagen
Langdurend en in een hoog tempo naar een groep renners toe fietsen. “Het jagende peloton”.
Klasbak
Een zeer goede renner.
Koffiemolentje draaien
Met een zeer licht verzet fietsen.
Koninginnerit
De belangrijkste etappe tijdens een wielerronde.
Kopman
De belangrijkste renner van een wielerploeg.
Kopwerk
Het aan kop rijden van een groep renners.
Kuitenbijter
Kort en zeer steil klimmetje.
Lossen
Het tempo van een groep renners niet meer kunnen volgen
Massasprint
De sprint voor de overwinning door een grote groep renners.
Meesterknecht
De belangrijkste knecht van een kopman. Vaak voor een langere periode.
Meet
De eindstreep.
Monster ontsnapping
Een (groep) renner(s) die een zeer grote voorsprong hebben/heeft op het peloton.
Ontsnapping
Een groep renners die van het peloton zijn weggereden.
Op de macht rijden
Met een zeer zware versnelling fietsen.
Peloton
De grote groep renners van een wielerwedstrijd.
Pedaleren
Heel rustig ontspannen fietsen.
Plat rijden
Een lekke band krijgen.
Proloog
De eerste etappe van een wielerronde. Vaak is het een korte individuele tijdrit.
Regenboogtrui
De trui die de wereldkampioen een jaar mag dragen.
Ronderenner
Een renner die vooral geschikt is voor meerdaagse wielerrondes.
Rondje om de kerk
Wielerwedstrijd die bestaat uit een kort parcours. Deze ronde wordt meerdere keren gedaan.
Slag missen
Niet bij de beslissende ontsnapping zitten.
Soigneur
De verzorger een renner voor en afloop van een wedstrijd.
Sur place
Tijdens wedstrijden op een wielerbaan de tegenstander de kop op dringen door met de fiets stil te staan.
Tijdrit
Een rit tegen de klok door een individuele renner of een wielerploeg.
Trainingsbeest
Een renner die veel en hard traint.
Tube
Fietsband zonder binnenband.
Uitgewoond
Zeer vermoeid na afloop van een wedstrijd.
Vals plat
Licht stijgende weg. Door de lichtvalling lijkt de weg helemaal niet te stijgen.
Van voren rijden
Voor in het peloton meestrijden om de overwinning.
Verbrokkelen
Het uiteenvallen van het peloton.
Volle bak rijden
Tot het uiterste gaan.
Waaier rijden
Deze techniek wordt toegepast bij tegenwind. Er wordt er gefietst in een lang lint, waarbij elke renner zo kort mogelijk achter het wiel van zijn voorganger zit.
Wandeletappe
Een etappe waarin het tempo zeer laag ligt.
Waterdrager
De knecht van een wielerploeg of kopman.
Wieltjeszuiger
Een renner die helemaal geen kopwerk verricht.